Benschop is een mooi voorbeeld van een dorp dat ontstaan is als cope-ontginning. Bij deze cope-ontginningen werden de gronden in een gebied door de graaf of bisschop (in dit geval de bisschop van Utrecht) uitgegeven voor ontginning. Een van de heren die het recht tot ontginning in de Lopikerwaard ontving was Benno van Aemstel (zie ook Ouderkerk aan de Amstel, dorp van de dag op 28 december 2010). De naam van het dorp verwijst dus letterlijk naar dit contract, de Benno’s cope.
De copecontracten bevatten afspraken over de af te dragen cijnzen (belastingen) en de afmetingen die de hoeven mochten krijgen. Bij Benschop is nog steeds te zien, dat die afspraken strikt werden nageleefd. Langs de wetering door het dorp staan de boerderijen op regelmatige afstand van elkaar (112 meter) en de kavels zijn allemaal evendiep (1200 meter). Aan het eind van de kavels zijn de slingers in de wetering terug te vinden.
De nabijheid van de Lek en de Hollandse IJssel zorgden voor een regelmatige overstroming van het veen tijdens de groei van het veen. De veengrond was daardoor iets minder geschikt om turf van te maken. Rond Benschop komen daarom geen plassen voor zoals verder westelijk en noordelijk, waar het veen verder van de rivieren lag en het veenmoskussen boven het rivierpeil uitgroeide, zodat het niet meer met slibrijk water werd overstroomd.
Het polderdorp Benschop is met een aantal omringende dorpen een van de kerngebieden van een typisch Nederlandse sport: het polstokverspringen. Behalve wedstrijden in het Groene Hart, worden er ook wedstrijden in Friesland gehouden, waar de sport fierljeppen heet. Jaarlijks zijn er kampioenschapswedstrijden tussen Holland en Friesland (waarbij in de ogen van de Friezen alle niet Friezen Hollanders zijn, wat in dit geval niet klopt, want de Lopikerwaard ligt in de provincie Utrecht.)
Beschop ligt hier
Geen opmerkingen:
Een reactie posten